- spoor
- {{spoor}}{{/term}}I 〈de〉1 [om een rijdier aan te drijven] éperon 〈m.〉2 [spore] spore 〈v.〉♦voorbeelden:1 een paard de sporen geven • éperonner un cheval〈figuurlijk〉 zijn sporen verdiend hebben • avoir fait ses preuvesII 〈het〉1 [afdruk in de grond; blijk van vroegere aanwezigheid] trace 〈v.〉2 [geluidsspoor] piste 〈v.〉3 [gebaande weg] voie 〈v.〉4 [spoorrails] voieferrée5 [bedrijf van de spoorwegen] chemins 〈m., meervoud〉de fer6 [trein] cheminde fer♦voorbeelden:1 sporen van een oude beschaving • traces d'une civilisation anciennehet spoor bijster zijn • 〈jacht〉 avoir perdu la trace; 〈weg kwijt〉 s'être égaré; 〈niet meer weten wat te doen〉 être déroutéop het goede spoor zijn • être sur la bonne pisteop een verkeerd spoor zitten • être sur une mauvaise pistesporen achterlaten • laisser des tracessporen vertonen van iets • porter les traces de qc.〈figuurlijk〉 iemands spoor volgen • suivre les traces de qn.iets, iemand op het spoor zijn • être sur la trace de qc., de qn.〈figuurlijk〉 iemand op het spoor komen • dépister qn.3 iemand op het goede spoor brengen • mettre qn. sur la voiehet rechte spoor • la bonne voieiemand op een verkeerd spoor brengen • induire qn. en erreur4 op een dood spoor zitten • être sur une voie de garage5 bij het spoor zijn, werken • travailler aux chemins de fer6 met het spoor reizen • voyager en chemin de feriets per spoor verzenden • envoyer qc. par voie ferrée¶ geen spoor van … • pas l'ombre de …
Deens-Russisch woordenboek. 2015.